De Opvang Van Nabestaanden Na Een Suicide

Klik hier voor powerpoint

Klik hier voor artikel

1. Wie is nabestaande ?

Hulpverleners die te maken krijgen met suïcide van een patiënt zijn vaak naast proffesionele betrokkenheid ook persoonlijk betrokken. Ook hulpverleners zijn geschokt en twijfelen of ze wel goed gehandeld hebben. Het is ook mogelijk dat leeftijd van de patiënt en persoonlijkheidsfactoren van de hulpverleners zoals ervaringen met suïcide in eigen omgeving een rol spelen.
Hoe familieleden en vrienden reageren op het verlies van een overledene hangt vaak veel meer af van hun gevoeligheid voor negatieve gevolgen van stressvolle omstandigheden dan van de suïcide als doodsoorzaak. Factoren zoals de verwachtsschapsrelatie, leeftijd en hoe onverwacht de suïcide plaatsvond spelen een rol met hoe mensen erop reageren.
Elke mens is verschillend, dus iedereen reageert anders dit kan gaan van opluchting tot hele grote woede tegenover de hulpverleners.
In de meerderheid van de gevallen blijkt dat hulpverleners na de suïcide niet overtuigd was dat suïcide kon voorkomen worden bij die persoon.
Nabestaanden missen empathie & exclusieve aandacht voor hun verdriet, angst & boosheid. Ze hebben soms het gevoel dat hulpverleners informatie hebben achtergehouden over de patiënt. Daardoor komen hulpverleners en nabestaanden na de suïcide vaak niet meer in contact met elkaar, dit maakt de nazorg dus zeer complex.

2. Zaken die het contact met de familieleden bemoeilijken

2.1 Misverstanden over de relatie tussen psychiatrische stoornissen en suïcidaal gedrag

Minimaal 90 procent lijdt op het moment van suïcide aan een psychiatrische stoornis. Familieleden weten dit niet altijd, vaak vertelt de patiënt dit niet en zeker niet als het een eerste diagnose is. Hulpverleners en familieleden denken, voelen en handelen in de aanloop naar suïcide vanuit andere perspectieven, ze spreken elkaars taal niet en vaak zet dit zich voort na de suïcide. De communicatie tussen familieleden en hulpverleners kan moeizaam verlopen en dit versterkt het wantrouwen tegenover hulpverleners.

2.2 Wisselende en of tegenstrijdige signalen van de patiënt over zijn suïcidegedachten

Suïcidegedachten kunnen heel erg wisselen in ernst, hulpverleners en familieleden kunnen signalen van de patiënt op verschillende manieren ontvangen en interpreteren. Het is mogelijk dat er discussie ontstaat hoe de patiënt moet worden beschermd tegen suïcide.

2.3 Tegenstrijdige belangen in het kader van de behandeling

Soms zetten de familieleden de hulpverleners voor dillemma’s, familieleden vinden de keuzes die in de behandeling gemaakt worden vaak ontverantwoord. (vb, vrijheid)
Als de patiënt desondanks de behandeling zich toch suïcideert, is het mogelijk dat de familie dit steekt op onjuiste keuzes tijdens de behandeling. Dit kan leiden tot beschuldigingen of zelfs een klachtenprocedure. Meestal is de relatie tussen hulpverleners en familieleden dan zo verstoord dat elke vertrouwenbasis ontbreekt.

2.4 Psychische problemen bij familieleden van de patiënt

Er is een kans dat er in de familie van de patiënt zelf psychiatrische problemen voorkomen, aangezien dat deze problemen ook genetisch kunnen bepaald zijn en omdat het vaak te maken heeft met problemen in de familiesfeer.

2.5 Meningsverschillen over welke informatie onder medisch beroepsgeheim valt

Behandelaars zijn gebonden aan medisch beroepsgeheim, er mogen geen medische gegevens van de patiënt aan anderen worden verstrekt. Dit geldt ook nog na het overlijden van de patiënt ! De familie wil vaak openheid over de gevolgde procedures en keuzes maar de toegang tot het medisch dossier is beperkt tot personen die direct bij de behandeling betrokken zijn.
In de praktijk beslist de behandelaar tot welke informatie nabestaanden toegang hebben.

3. De opvang van de nabestaanden kort na de suïcide

Het is onmogelijk om een algemeen beeld te creëeren hoe familieleden reageren op een suïcide. Het taboe rond suïcide moet doorbroken en daarom moeten we crisisatmosfeer voorkomen.
Hulpverleners moeten altijd de mogelijkheid geven aan de patiënt dat ze kunnen blijven communiceren met de familie, ook als de relatie tussen hulpverleners en familie onder druk staat.

3.1 Omgaan met de eigen gevoelens na suïcide van een patiënt

Ook hulpverleners moeten de mogelijk hebben om hun gevoelens te uiten. Familieleden aanvaarden het vaak als steun als de hulpverleners hun bezorgheid uiten, zo hebben ze de zekerheid dat op hun dierbare gelet word. Dit bevordert zeker de relatie tussen familie en hulpverlening.
Maar aan de andere kant is het toch nog steeds een beetje taboe dat hulpverleners hun persoonlijke beleving delen met de patiënt of hun familie.

3.2 Opvang in fasen: informeren, reconstrueren & consolideren

1. De eerste fase is informeren van de nabestaanden in de uren of dagen na de suïcide. Als hij in behandeling was, zal de behandelaar dit nieuws brengen, maar vaak is dit al gebeurt door te politie.
2. De tweede fase is een reconstructie van gebeurtenissen. Nabestaanden willen vaak weten wat er precies gebeurt is, ook de hulpverleners proberen aan de hand van een reconstructie de suïcide te begrijpen. Het kan de band zeker versterken als de hulpverleners de suïcide samen bespreken met de nabestaanden.
3. In de derde fase, die in het teken staat van consolidatie van de opvang, wordt een familiegericht, congnitief-gedragstherapeutisch begeleidingsprotocol voor nazorg toegepast. Dit kan duren tot een aantal maanden na de suïcide.

4. De opvang van kinderen en jongeren

Er verliezen jaarlijks ongeveer 1600 kinderen een ouders, broer of zus door suïcide. Iedereen gaat anders om met zo’n verlies, dit is ook zo bij kinderen en jongeren, twee heel belangrijke aspecten hierbij zijn de ontwikkelingsfase waarin zij zich bevinden en hun sociale omgeving.
Kinderen en jongeren worden aangemoedigd om op een actieve manier met verlies om te gaan. Het is ook belangrijk dat de kinderen en jongeren praten over waarom de persoon zich gesuïcideerd heeft.
Voor kinderen zijn school, sportverenigingen, vriendjes, … vaak een hele grote steun. In school is er meestal ook ruimte om aandacht te besteden aan ingrijpende gebeurtenissen. De schoolorganisatie moet het kind volgen en contact houden met ouder.
Ook de school kan te maken krijgen met suïcide door een leerling, dat is er ruimte voor de leerlingen voor het uiten en delen van gevoelens. Het gevaar bij jongeren is wel vaak imitatiegedrag, die jongeren moeten extra in de gaten moeten gehouden.